'Nu is het genoeg! Kies Hitler' ("Schluss jetzt! Wählt Hitler"). Verkiezingsaffiche voor de presidentsverkiezingen van 1932.
Ontwerp Hans Herbert “Mjöllnir” Schweitzer, 1932. Productie Kunst im Druck GmbH, München.
84,5 × 58 cm. Collectie Münchner Stadtmuseum, München.
In 1918 verloor Duitsland de Eerste Wereldoorlog. Er braken revoluties uit, de keizer moest aftreden en Duitsland werd een republiek. Duitsland kreeg van de overwinnaars de schuld van de oorlog, en moest zware herstelbetalingen doen. Veel conservatieven en nationalisten vonden dat Duitsland de oorlog onterecht verloren had. In dit klimaat van onvrede en onrust ontstond de DAP (Duitse Arbeiderspartij) als een kleine partij aan de extreemrechtse rand van de Duitse politiek.
In 1919 werd de oorlogsveteraan Adolf Hitler lid van de DAP. Hij wist al snel op te klimmen tot leider en doopte de partij om tot NSDAP (Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiderspartij). In de volksmond werden Hitlers aanhangers kortaf “nazi's” genoemd. Door zijn agressieve toespraken, waarin hij Joden en communisten de schuld gaf van Duitslands verlies in de oorlog, werd Hitler al snel een beroemdheid in de extreemrechtse politiek van München.
De nazi's, en veel andere partijen in de Weimarrepubliek, hechtten veel waarde aan propaganda. Dat had deels met het Duitse trauma van de Eerste Wereldoorlog te maken. In die oorlog was het Duitse leger verslagen door de geallieerden, maar veel nationalistische Duitsers weigerden dit te geloven.
Zij zochten een verklaring in complottheorieën: het Duitse leger zou door een samenzwering van Joden, communisten en liberalen aan het thuisfront een dolkstoot in de rug rekregen hebben. Propaganda vormde ook een onderdeel van die verklaring. Samen met veel andere rechts-nationalistische Duitsers geloofden de nazi's dat Duitsland de oorlog had verloren dankzij geraffineerde geallieerde propaganda.1
"Wat zou je bijvoorbeeld van een affiche zeggen dat een nieuwe zeep moet aanprijzen, maar daarbij ook andere zeep 'goed' noemt? Je zou je daarover toch het hoofd schudden? Maar met politieke reclame is het net zo gesteld. De taak van propaganda is bijv. niet het afwegen van de verschillende rechten, maar juist het uitsluitend benadrukken van het ene recht dat deze moet verdedigen. Propaganda moet evenmin objectief de waarheid onderzoeken, voor zover die gunstig is voor de vijand, om die dan met doctrinaire oprechtheid aan de massa voor te leggen, maar juist onafgebroken de eigen waarheid dienen.”
Het belangrijkste propagandamiddel van de vroege NSDAP was de toespraak: in de begindagen van de partij maakte Hitler furore met zijn fanatieke, agressieve spreekstijl. Maar ook affiches en flyers waren belangrijke middelen. De nazi’s waren zeker niet de enige partij die politieke propaganda maakte. Ze waren wel bijzonder agressief en schrokken niet terug voor geweld en haatcampagnes. Vanaf de vroege jaren 30 richtte de NSDAP zich bewust op bredere doelgroepen, en probeerde ze haar oude agressieve tactieken uit te breiden met nieuwe vormen van propaganda.
"Propaganda is geen doel op zich, maar een middel om een doel te bereiken. Als het doel bereikt is met dit middel, dan is het middel goed; of het voldoet aan strenge esthetische eisen is niet relevant. Maar als het doel niet bereikt is, dan is het middel slecht."
Hans Herbert Schweitzer was een propagandatekenaar en ontwerper. Hij ontwierp vanaf 1926 veel propaganda-affiches voor de NSDAP. Zijn werk was vooral bekend in de 'strijdperiode', zoals de nazi's de tijd vóór Hitlers benoeming tot Rijkskanselier noemden. Zijn agressieve, schetsmatige stijl droeg het revolutionaire en radicale imago uit dat de NSDAP zich wilde aanmeten. In 1932 ontwierp hij ook het verkiezingsaffiche “Nu is het genoeg! Stem Hitler!” voor de presidentsverkiezingen.
Hans Schweitzer (1901-1980) werd in 1926 lid van de Berlijnse tak van de NSDAP. Daar klom hij snel op tot de prominentste propaganda-ontwerper van de vroege nazipartij. Hij ontwierp affiches, (antisemitische) spotprenten, foldertjes en prentbriefkaarten onder het pseudoniem “Mjölnir”, naar de hamer van de dondergod Thor in de oud-Noorse mythologie.
Na zijn afstuderen aan de kunstacademie in Berlijn, in 1923, raakte de jonge Schweitzer al vroeg bij de radicaal-rechtse politiek betrokken. Net als veel van zijn tijdgenoten was hij geschokt dat Duitsland de oorlog verloren had; ook hij hield een vermeende samenzwering van linkse groepen en Joden verantwoordelijk voor een “dolkstoot” in de rug van het Duitse leger.
Deze dolkstoot beeldde hij uit op een verkiezingsaffiche voor de rechtse Duitsnationale Volkspartij, in de aanloop naar de verkiezingen van 1924. Hitler zat op dat moment in de gevangenis vanwege zijn mislukte staatsgreep in München.
Schweitzers belangrijkste bijdrage aan de vroege nazipropaganda was het beeld van de “strijdende SA-man”. De SA (Duits: Sturmabteilung) was de knokploeg van de nazipartij. In deze organisatie konden voornamelijk jonge mannen met uniformen, marsen en straatgeweld hun fantasie van een heldhaftig soldatenbestaan uitleven.
In de jaren 20 probeerde de NSDAP arbeiders aan te spreken, die vaak links stemden. Hoewel de nazi’s communisten en socialisten als hun aartsvijanden beschouwden, maakten ze gretig gebruik van socialistische motieven voor hun eigen propaganda.
"Deze jonge kunstenaar heeft het zeldzame talent om niet alleen de beeldrepresentatie, maar ook de krachtige formulering van woorden met geniale virtuositeit te beheersen. Bij hem worden beeld en leuze met dezelfde unieke intuïtie gecreëerd, en beide zorgen samen vervolgens voor een opzwepend en bezielend massa-effect, waar vriend noch vijand op den duur weerstand aan kan bieden."
Op veel linkse propaganda was de vrije arbeider afgebeeld als een gespierde man, soms met een fakkel in de hand als teken van vrijheid. Op dit communistische affiche uit 1924 is een arbeider te zien die de vijanden van het proletariaat in de afgrond trapt: tussen de vijanden is ook een karikatuur van Hitler te zien.
Met snelle, agressieve lijnen tekende Schweitzer op veel van zijn NSDAP-posters een vergelijkbare gespierde, star kijkende strijder. Dit was het nazi-ideaal van de strijdbare man. De strijder moest het zogenaamd zuivere (“bevrijde”) Duitsland verbeelden dat de nazi’s voor ogen hadden. Op een aantal vroege posters bestrijdt de reusachtige man een groepje kleine vijanden; meestal waren dit nauwelijks verhulde racistische karikaturen van Joden.
Hoewel Schweitzer linkse motieven overnam, kregen ze op de NSDAP-posters een nieuwe betekenis. De posters drukten een antisemitische complottheorie uit, die aan de basis lag van de nazi-ideologie. Volgens de nazi's waren de problemen in Duitsland het resultaat van een “Joods-bolsjewistische” samenzwering. De propaganda van Schweitzer symboliseerde een ontwakend Duits volk, dat deze samenzwering zou moeten verpletteren.
Ook de gebroken ketting als symbool van bevrijding was al lang een motief in de linkse propaganda. In de Weimarrepubliek werd het soms ook door rechtse partijen gebruikt, als symbool van de bevrijding van het communisme of de strenge bepalingen van het verdrag van Versailles. Het affiche links werd ontworpen voor de rechts-liberale Duitse Volkspartij (DVP) voor de verkiezingen van 1924. De leus luidt: “Van rode kettingen maakt ons vrij, alleen de Duitse Volkspartij!” De tekst speelt in op de wijdverbreide angst voor het communisme, waar ook de NSDAP van profiteerde.
De NSDAP-propagandist Erwin Schockel schreef in 1938, toen de nazi's al vijf jaar aan de macht waren, een analyse van propaganda-affiches. Daarin maakte hij een vergelijking tussen het affiche van de DVP en het affiche van Schweitzer uit 1932.
“Een vergelijking laat, beter dan woorden, het grote verschil zien. Wat vertegenwoordigen deze twee handen, die elk een stuk ketting vasthouden? Zonder de tekst zou niemand zich bij het DVP-affiche iets kunnen voorstellen. Hoe volkomen anders is de figuur die Mjölnir heeft afgebeeld. Elke spier, elke pees, je zou kunnen zeggen elke bloeddruppel ademt de samengebalde kracht, de onbedwingbare wil tot vrijheid. De aderen lopen als snoeren, de borstkas lijkt wel op knappen te staan, de gezichtsspieren staan strak, de kin is letterlijk "gekant" onder de spanning..”
Schweitzer bleef in het affiche “Nu is het genoeg!” bij zijn bekende thema van de strijdende SA-man. Toch is aan het affiche te zien dat de nazi’s een bredere doelgroep probeerden te bereiken. De man op de poster bestrijdt geen karikaturale Joodse vijand, maar breekt zijn eigen kettingen. Het affiche bevat geen openlijk antisemitisme, maar roept een algemeen gevoel van bevrijding op. Op deze manier probeerden de nazi's Duitsers aan te spreken die het extreme antisemitisme van de NSDAP te ver vonden gaan.
Na 1932 was Schweitzer niet langer meer de belangrijkste propagandatekenaar van de NSDAP. Hitler werd in 1933 tot Rijkskanselier benoemd. De agressieve verkiezingspropaganda van Schweitzer had zijn tijd gehad.
Hitler en zijn propagandaminister Goebbels beloonden Schweitzer voor zijn bijdrage met een aantal titels en banen: zo mocht hij zich “tekenaar van de beweging” noemen en ontwierp hij wapenschilden, munten en postzegels. Ook was hij een prominent lid van de Rijkscultuurkamer, de organisatie die het culturele leven moest controleren, en zat hij in diverse kunst- en cultuurcommissies.
In de loop van de oorlog (1939-1945) pakte Schweitzer zijn oude vak als propagandatekenaar weer op. Zijn agressieve, schetsmatige stijl keerde weer terug in een reeks affiches die de Duitsers moesten aansporen om de verloren oorlog tot het einde toe vol te houden. Op dit affiche uit 1943 staat: “Alle kracht samengebald! De totale oorlog is de kortste oorlog!”
Daarnaast maakte Schweitzer een reeks antisemitische oorlogsaffiches. Hierin kregen de Joden, die op dat moment onderdrukt werden en al hun rechten verloren hadden, de schuld van de oorlog. Dit affiche, getiteld “Hij is schuldig aan de oorlog!”, stamt uit 1943. Op dat moment was de Holocaust in volle gang, en hadden nazi-Duitsland en haar bondgenoten al miljoenen Europese Joden vermoord.
Na de oorlog kreeg Schweitzer van de geallieerde rechtbank een boete voor zijn bijdrage aan de nazipropaganda. Schweitzer veranderde zijn naam en werd schilderleraar. Daarnaast maakte hij cartoons en verkiezingsaffiches voor radicaal-rechtse partijen in West-Duitsland.
In de late negentiende en vroege twintigste eeuw vonden er razendsnelle technologische ontwikkelingen plaats. Steden groeiden explosief. Organisaties konden in één klap massa’s mensen bereiken met goedkope kranten en tijdschriften, snel gedrukte affiches, films en later radio. Het was het begin van de massamaatschappij, met haar ‘massamedia’ en ‘massaconsumptie’. In Duitsland vonden de eerste serieuze onderzoeken naar commerciële reclame plaats. Grafisch ontwerpers als Wilhelm Deffke (1887-1950) vonden dat succesvolle bedrijven een krachtig, herkenbaar logo nodig hadden. De nazi’s volgden deze ontwikkelingen op de voet. Hitler noemde zijn propaganda ‘politieke reclame’ en was onder de indruk van het visuele effect van communistische vlaggenparades.
Hakenkruisvlag; vlag van de NSDAP sinds ca. 1920. Één van de twee officiële vlaggen van Duitsland vanaf 1933. Tussen 1935 en 1945 de enige nationale vlag van Duitsland. Sinds 1945 verboden in Duitsland en diverse andere landen, waaronder Nederland.
Ontwerp Adolf Hitler (?), Friedrich Krohn (?), ca. 1920. Fabrikant van deze vlag onbekend, ca. 1935.
Ca. 90 × 150 cm. Collectie Die Eulenburg, Museum Rinteln.
Over de hele wereld gebruiken krijgers en heersers al eeuwenlang vaandels, symbolen en heraldiek om macht en autoriteit uit te stralen. Rond 1900 werden symboliek en visuele communicatie ook voor commerciële bedrijven steeds belangrijker. In Duitsland experimenteerde een nieuwe generatie ontwerpers met krachtige logo's en een herkenbare stijl, om bedrijven meteen op te laten vallen bij hun potentiële klanten.
“Handelsmerken en fabrikantenlogo's krijgen pas echte waarde en betekenis als ze op de juiste manier worden gebruikt. Het is niet genoeg om ze alleen te gebruiken om zo nu en dan bepaalde goederen en producten te labelen. Ze moeten systematisch en uitgebreid worden gebruikt op alle overige reclamemedia.”
In de vroege twintigste eeuw werd commerciële reclame steeds belangrijker. Zowel in Duitsland als de VS experimenteerden ontwerpers met wat we nu marketing noemen. De studio van de beroemde architect en ontwerper Peter Behrens ontwierp bijvoorbeeld in 1907 een vroege huisstijl voor het Duitse bedrijf AEG, met een krachtig logo en eenvormige reclames.
Behrens werkte samen met andere beroemde ontwerpers van zijn tijd. Één van zijn leerlingen was de grafisch ontwerper Wilhelm Deffke, die nu geldt als uitvinder van het moderne logo. Deffke was de eerste grafisch ontwerper die zich helemaal toelegde op logo-ontwerp. In 1915 richtte hij met zijn collega Carl Ernst Hinkefuss het bedrijf “Wilhelmwerk” op, dat oude fabrieksmerken transformeerde tot strakke, moderne beeldmerken.
Samen met de graficus Carl Hinkelfuss richtte hij "Wilhelmswerk" op, een studio voor het ontwerp van handelsmerken en commerciële logo's. In 1917 gaf het ontwerpersduo Deffke en Hinkefuss het boek “Handelsmarken und Fabrikzeichen”uit.
In dit boek onderstreepte Deffke de noodzaak van goed logo-ontwerp, dat volgens hem van “buitengewoon economisch belang” was. Ook liet hij enkele voorbeelden van beeldmerken zien in de nieuwe stijl van Wilhelmwerk.
Eén van deze beeldmerken was een geblokt hakenkruis. Naast een gestileerde adelaar werd het hakenkruis als “het oermerk van de Ariërs” omschreven. Deffke was geen nazi, en werkte niet voor de vroege NSDAP. Sterker nog, toen het boek Handelsmarken und Fabrikzeichen uitkwam bestond de NSDAP nog helemaal niet. Behalve een paar soldaten in het Duitse leger had nog niemand ooit van Adolf Hitler gehoord. Waarom gebruikte Deffke dan het hakenkruis, en noemde hij dit “het oermerk van de Ariërs”?
"De oeroude traditie van onze voorvaderen heeft voor ons hun enige schrift- en heilteken bewaard, het hakenkruis, de oude Arische "Fyrfos", het voor iedereen onmiskenbare zegel dat de Ariërs overal waar ze cultuur verspreidden achterlieten. Wapenschilden en emblemen, huismerken en monogrammen, initialen en signetten zijn eveneens voorlopers van de huidige handelsmerken, en zijn in wezen als één en hetzelfde te beschouwen.”
Voordat de nazi's zich het hakenkruis toe-eigenden, was het één van de wijdst verbreide symbolen in de geschiedenis. In sommige religies staat de swastika nog altijd symbool voor voorspoed, met name in het hindoeïsme en boeddhisme. Rond 1900 werd het ook in grote delen van Europa en de VS gebruikt als gelukssymbool. Tegelijkertijd werd het echter steeds populairder in radicaal-rechtse kringen, die het promootten als een mystiek “Arisch” teken.
"Adolf Hitler en de nazi's gebruiken de swastika als hun embleem. Ze beweren dat het een zuiver "Arisch" symbool is, dat het in Europa bij de "Ariërs" ontstond, en dat het een uniek kenmerk van de "Arische" volkeren in het algemeen is, en van het Germaanse volk in het bijzonder. Al het beschikbare bewijs vandaag de dag wijst erop dat deze beweringen ongefundeerd zijn. Ze stellen ook dat de swastika een speciale rol in het vroege christendom had; en deze bewering is al net zo ongegrond."
Eind 19e eeuw werd de swastika (Sanskriet voor hakenkruis) een populair symbool in Europa en Amerika, vooral door de populariteit van het nieuwe vakgebied archeologie.
De opgravingen van de amateurarcheoloog Heinrich Schliemann trokken in 1871 veel aandacht; met name in Duitsland. Schliemann dacht dat hij in Turkije de ruïnes van het mythische Troje gevonden had. Daarbij kwam hij ook objecten met swastikamotieven tegen.
Ook andere wetenschappers merkten op dat de swastika op veel plekken in de wereld voorkwam. Het was te zien in traditioneel Amerikaans-Indiaans handwerk, op boeddhistische en hindoeïstische tempels in Azië, en als patroon in oude Grieks-Romeinse mozaïeken. De kaart links toont de wereldwijde verspreiding van het swastika-symbool volgens de antropologie-conservator Thomas Wilson in 1894.
Door de groeiende publiciteit werd de swastika rond 1900 als gelukssymbool populair in de westerse wereld. In Groot-Brittannië kreeg het symbool bijvoorbeeld bekendheid dankzij de Britse kolonisatie van India. In de VS werden loten en sieraden voorzien van een swastika als gelukbrenger.
In Duitsland werd het hakenkruissymbool rond 1900 steeds vaker geassocieerd met de zogenoemde Volkse (völkische) beweging. Deze bonte verzameling van radicaal-rechtse groepen hoopte op een mystiek ontwaken van het Duitse volk, en was vaak sterk racistisch en antisemitisch ingesteld.
Veel Volkse groepen hingen de theorie van het "Arische ras" aan. In deze theorie kwamen taalwetenschappen, (pseudo-)archeologie en racisme samen. Negentiende-eeuwse wetenschappers merkten op dat er overeenkomsten bestonden tussen Indiase en Europese talen. Ze kwamen tot de conclusie dat deze talen afkomstig waren van één stam. Deze stam werd Indo-Europees of “Arisch” genoemd, naar het oude Sanskriet-woord voor “nobel“ (arya). Ook het Oud-Griekse woord voor “nobel” (aristos) leek hierop.
Theorieën over het vermeende Arische oervolk raakten al snel losgezongen van de taalkunde. Ze werden doorspekt met racistische en nationalistische vooroordelen. Volgens racistische auteurs zouden de oorspronkelijke Ariërs blonde, krachtige supermannen geweest zijn, die superieur waren aan andere rassen. Enkele schrijvers zochten de oorsprong van de Ariërs in Noordwest-Europa (toevallig genoeg het huidige Duitsland). Van daaruit zouden de Ariërs hun taal en cultuur over de wereld verspreid hebben. Volgens antisemitische aanhangers van deze theorie zou de vijand van de raszuivere Ariër de “Jood” zijn, die als tegenpool symbool stond voor alles wat lelijk, verward en decadent was.
De archeologische ontdekking van de swastika trok ook wetenschappers aan die hierin hun racistische vooroordelen bevestigd zagen. Zo betoogde in Polen de antropoloog Michał Żmigrodzki dat de swastika een typisch Arisch symbool zou zijn. De Franse rassendenker Émile-Louis Burnouf overtuigde op zijn beurt Heinrich Schliemann ervan dat die bij zijn opgravingen met een Arisch symbool te maken had.
Kort na de Eerste wereldoorlog was het hakenkruis al ingeburgerd bij Duitse, radicaal-rechtse bewegingen. In de chaotische nasleep van de oorlog droegen sommige radicaal-rechtse veteranenmilities, de zogenoemde Vrijkorpsen, bijvoorbeeld hakenkruizen op hun helm.
In zijn boek "Mijn strijd" (Mein Kampf) beweerde Hitler dat hij de beruchte hakenkruisvlag van de nazipartij zelf ontworpen had. Vanaf 1933 werd Hitler in de nazipropaganda regelmatig opgevoerd als de "ontwerper van de beweging". Het is waarschijnlijk dat hij inderdaad een hand heeft gehad in het ontwerp van sommige vlaggen en vaandels - tegelijkertijd werd zijn invloed in de propaganda vaak overdreven.
"Ikzelf - als leider - wilde niet dadelijk met mijn eigen ontwerp voor de dag komen, omdat het immers mogelijk was, dat een ander met een net zo goed of wellicht zelfs beter ontwerp zou komen. Inderdaad heeft ook een tandarts uit Starnberg een zeker niet slecht ontwerp geleverd, dat overigens behoorlijk dicht tegen het mijne aan lag, met als enige fout dat het hakenkruis met gebogen armen in een witte schijf was geplaatst. Ikzelf had na ontelbare verzoeken een uiteindelijke vorm vastgelegd; een vlag uit rood doek met een witte schijf en in het midden een zwart hakenkruis. Na lang proberen vond ik ook een zekere verhouding tussen de grootte van de vlag en de grootte van de witte schijf, alsook de vorm en de dikte van het hakenkruis."
Hitler had de neiging om ideeën van anderen als zijn eigen idee te presenteren. Hiermee versterkte hij zijn imago als alwetende leider. Het is wel opvallend dat hij een “tandarts uit Starnberg” noemt, die een vergelijkbaar ontwerp voor de vlag van de NSDAP bedacht zou hebben. Die tandarts was Friedrich Krohn, net als Hitler een vroeg lid van de Duitse Arbeiderspartij. Krohn beweerde juist dat het ontwerp voor de hakenkruisvlag van hém kwam. Hij zag zich als kenner van symbolen en heraldiek, en schreef in 1919 een essay met de titel “Is het hakenkruis geschikt als symbool voor de DAP?” Het idee om het hakenkruis te gebruiken komt dus waarschijnlijk niet van Hitler.
De afbeelding links komt uit een stereofoto-album over de geschiedenis van de NSDAP. Stereofoto's waren erg populair in de vroege twintigste eeuw: door een speciale bril kreeg de dubbele foto een 3D-effect. Er werden onder het naziregime diverse stereofoto-albums uitgegeven, die de partij of bepaalde evenementen zoals het partijcongres verheerlijkten. Op de foto zou het eerste SA-vaandel uit 1922 staan, in het atelier van goudsmid Otto Gahr. Het ontwerp van dit vaandel zou ook van Hitler komen.
In de propaganda werd Hitler gepresenteerd als een visionaire alleskunner, die naast groot staatsman en legerleider ook een diepzinnige kunstenaar was. De krant National-Zeitung publiceerde in 1936 een sentimenteel interview met Karolina Gahr, de weduwe van de goudsmid Otto Gahr die de vroege vaandels van de SA maakte. Hierin schreef ze het ontwerp van de militair geïnspireerde SA-vaandels, uit 1922, ook aan Hitler toe. De titel van het artikel is: "Symbool van de overwinning: hoe de Führer het vaandel van de beweging ontwierp". Het werd uitgegeven ter gelegenheid van de invoering van de nieuwe oorlogsvlag (linksboven in het artikel), die ook door Hitler ontworpen zou zijn.
In de Weimarrepubliek heerste een zogenoemde vlaggenstrijd, tussen de voorstanders van de democratische republiek en de rechts-conservatieve tegenstanders. In 1919 werd de zwart-rood-gouden driekleur de nationale vlag van de nieuwe Duitse republiek. Rechtse nationalisten hielden vast aan de zwart-wit-rode vlag van het keizerrijk. De kleurencombinatie zwart-wit-rood in de hakenkruisvlag was dan ook geen toeval. Hiermee lieten de nazi's zien dat ze de democratische Weimarrepubliek afwezen en plaatsten ze zich in het radicaal-rechtste, nationalistische kamp van de Duitse politiek.
In de Weimarrepubliek werd kunsthistoricus Edwin Redslob als "Rijkskunstbewaarder" (Reichskunstwart) aangesteld, die moest toezien op de vormgeving van de nieuwe staatssymbolen. Redslob liet vaak ruimte voor experimentele ontwerpen, waardoor hij op de rechterflank van de Duitse politiek niet geliefd was. De zwart-rood-gouden vlag verwees naar de Duitse revolutie van 1848, waar de vlag voor het eerst als symbool van een verenigd Duitsland werd gebruikt.
De rechterflank van de Weimarrepubliek erkende de republiek niet; die zag haar als onrechtmatige vernietiger van het glorieuze keizerrijk. Rechtse groepen en partijen bleven daarom de oude zwart-wit-rode vlag gebruiken. Om hen tegemoet te komen werden de officiële symbolen van de Weimarrepubliek een compromis. Zo bleef de officiële naam van de staat "Deutsches Reich" en werden varianten van de zwart-wit-rode vlag nog steeds op zee en in het leger gebruikt. Maar dat compromis stelde radicaal-rechts niet tevreden.
"In veel gevallen werden ook vlaggen van alle mogelijke afmetingen gedragen, met het hakenkruis verkeerd afgedrukt, enz. Het is essentieel om erop aan te dringen dat ook hier meer uniformiteit wordt ingevoerd en dat alleen de gestandaardiseerde Sturm-vlag, zoals geleverd door de uitrustingsmeesters, wordt gedragen tijdens marsen. De Rijksuitrustingsmeester en onderlinge uitrustingsmeesters leveren Sturm-vlaggen met of zonder franjes zoals gewenst, maar als franjes gewenst zijn, dan leveren we alleen zilveren franjes en geen gouden franjes, zodat de kleurencombinatie zwart-rood-goud wordt vermeden."
In de vroegen jaren 30 verkeerde de democratie in Duitsland in zwaar weer. De kring rond de president kreeg steeds meer macht, en het parlement stond zo goed als buitenspel. De radicalisering van de politiek was ook af te zien aan de symbolen die partijen gebruikten. Met name de sociaaldemocratische SPD besefte hoe belangrijk het hakenkruissymbool voor de nazi's was, en ontwikkelde een eigen symbool als pro-democratische tegenhanger: de driepijl. Het mocht helaas niet baten: in januari 1933 werd Hitler dankzij achterkamertjespolitiek tot Rijkskanselier benoemd.
Het driepeil-symbool was ontwikkeld door de Russische propagandist Sergei Tsjachotin, in samenwerking met de sociaaldemocratische organisator Carl Mierendorff. Tsjachotin en Mierendorff wilden een symbool ontwikkelen met dezelfde kracht als het hakenkruis. Het moest een democratie symboliseren die zichzelf kon verdedigen.
"Jarenlang hebben de nationaalsocialisten, samen met andere Volkse organisaties, geprobeerd om een onmiskenbaar heidens Oost-Aziatisch symbool, het hakenkruis, tot het insigne van hun zogenaamd Duits-Germaanse doelen en ambities te maken. (…) Het hakenkruis zou de straat moeten domineren en de politiek onzekere of onverschillige middenklasse laten geloven dat er geen ander insigne meer bestaat dan dit. Maar plotseling is daar een geheel nieuw symbool, de felle, schitterende driepijl, het insigne van alle democratisch-republikeinse socialisten. En waar twee mensen elkaar met dit symbool zien, klinkt de kreet 'Vrijheid' helder en zelfverzekerd en wordt een gebalde vuist als bij een eed in de lucht geheven."
De NSDAP gebruikte het hakenkruis als onmiddellijk herkenbaar logo, om volgers aan zich te binden, maar ook om tegenstanders en minderheden te intimideren. Het hakenkruis werd met succes geclaimd door de nazi's; daarmee kwam het ook symbool te staan voor de misdaden en brutaliteit van het nazisme.
"Wie niet met ons is, is tegen ons! Wie in de verkiezingsweek niet vlagt, is tegen Hitler! Daarom verlangen we van u, Duitse huizenbezitters, huurders en onderhuurders, dat u vanwege de nu noodzakelijke gesloten eensgezindheid van het gehele Duitse volk uw voorkeuren en uw steun voor de politiek van de Volkskanselier Adolf Hitler openlijk uitdraagt! "De vlag omhoog, de gelederen vast gesloten!" Vlaggen uit! Uit elke woning minstens twee grote en vele kleine vlaggen! Denk eraan, dat niet vlaggen een verraad tegen het Duitse volk is! Denk eraan, dat elke woning waar niet gevlagd is, herkend wordt!"
Eind 1931 maakte Rachel Posner in het Noord-Duitse Kiel een foto door het raam van haar huis. Samen met haar echtenoot, de rabbijn Akiva Posner, vierde ze het Joodse feest Chanoeka. Op de vensterbank is de traditionele Chanoeka-kandelaar te zien, waarmee de dagen van het feest worden gemarkeerd. Recht tegenover het huis bevond zich het partijkwartier van de NSDAP van Kiel. De hakenkruisvlag hing uit het raam. Op de achterkant van de foto schreef Posner later een kort gedichtje. Ze benadrukt het licht en de hoop die de kandelaar symboliseert als antwoord op de intimidatie van de hakenkruisvlag.
"'Dood aan Juda!' zegt de vlag; 'Juda leeft eeuwig', antwoordt het licht!"
De fotograaf en propagandist John Heartfield werd bekend om zijn gebruik van de fotomontage. Door foto's te combineren tot een nieuw beeld maakte de communistische Heartfield ironische, krachtige cartoons. Zijn fotomontages verschenen vaak in de " Arbeiter Illustrierte Zeitung" (AIZ), een publicatie van de linkse arbeidersbeweging. In 1933 werd de AIZ gedwongen om uit te wijken naar Praag. Met deze montage verwees Heartfield naar de oude spreuk "Bloed en IJzer", het negentiende-eeuwse idee dat Duitsland met wapengeweld verenigd moest worden.
De nazi’s waanden zich omringd door vijanden. Communisten en socialisten, Sinti en Roma, homo’s en transgender personen, en vooral Joden zagen ze als bedreiging voor de kracht en zuiverheid van hun gedroomde Duitse volk. Toen Hitler begin 1933 tot Rijkskanselier benoemd werd, hadden de nazi’s het idee dat hun tijd gekomen was. Met grof geweld keerden ze zich tegen hun vermeende vijanden. Politieke tegenstanders werden opgesloten en mishandeld in gevangenissen of op oude fabrieksterreinen. Het was een chaotische voorbode van een soort georganiseerde staatsterreur: het concentratiekamp. Dit werd later het handelsmerk van het naziregime. Gaandeweg raakten ook ontwerpers en architecten bij dit terreurmiddel betrokken.
"Kentekens voor voorzorggevangenen in de concentratiekampen: vorm en kleur van de kentekens" (Duits: "Kennzeichen für Schutzhäftlinge in den konz. Lagern: Form und Farbe der Kennzeichen"). Tabel om de tekens voor verschillende categorieën gevangenen in concentratiekampen uit te leggen. Vermoedelijk gemaakt ter instructie van kampbewakers.
Ontwerper onbekend, ca. 1940-1941. Gemaakt voor het concentratiekamp Mauthausen. Deze specifieke tabel is na de inval in Polen in september 1939 getekend. Er zijn namelijk ook merktekens voor “Tsjechen” en “Polen” op aangegeven. Tjechoslowakije (het huidige Tsjechië en Slowakije) werd in 1938 door Duitsland ingelijfd.
56,5 × 38,7 cm. Collectie ITS / International Tracing Service / Arolsen Archives, Bad Arolsen.
"Weet je nog, dat ons concentratiekamp Sachsenhausen een elegant kamp was? Langs enkele wandelpaden groeiden hier bloemetjes in prachtige perken. Hier werden mensen tussen de bloemetjes gemarteld."
Kampbewakers behandelden hun gevangenen als vermeende misdadigers; een gevaar voor de volksgemeenschap. Dit werd onderstreept door hun uiterlijk te veranderen. In 1933 droegen gevangenen vaak nog hun eigen kleding; rond 1936 droegen ze uniformen, die meestal per kamp verschilden.47 De uniformen werden vaak beschilderd met allerlei markeringen, om de gevangenen in categorieën onder te verdelen.48 Op bevel van Eicke werd vanaf 1938 gestreepte kleding ingevoerd, geïnspireerd op gestreepte gevangenisuniformen.
"Dit is het gewaad van hen die leefden op deze planeet genaamd Auschwitz. (...) Ik geloof met heel mijn hart dat, net zoals in de astrologie de sterren ons lot beïnvloeden, deze planeet van de as, Auschwitz, tegenover onze planeet staat en haar beïnvloedt, naar haar uitstraalt."
Het gezicht van de nazi-Duitse propaganda was Joseph Goebbels (1897-1945). Van leider van de Berlijnse partijafdeling wist hij op te klimmen tot ‘minister van volksvoorlichting en propaganda’ in 1933. In deze positie probeerde hij het culturele leven in Duitsland onder controle te krijgen. Hij lag daarbij vaak in de clinch met andere nazifunctionarissen, die hetzelfde wilden. Goebbels zag moderne media als film en radio als geschikte propagandamiddelen. Ook producten konden als propaganda werken: de zogenaamde ‘Volksradio’ uit 1933 spiegelde een toekomst voor waarin alle Duitsers zich een luxeproduct als de radio konden veroorloven. Tegelijkertijd zorgde de radio ervoor dat toespraken en propaganda in elke huiskamer te horen waren.
'Volksontvanger' ("Volksempfänger") VE 301. Radiotoestel gesponsord door het naziregime.
Ontwerp Walter Maria Kersting (behuizing) en Otto Griesing (binnenwerk), 1933. Productie via de Rundfunktechnische Erzeugergemeinschaft GmbH.
28 × 16 × 39,1 cm. Privécollectie; foto via Wikimedia Commons.
Joseph Goebbels zag zichzelf graag als de "propagandakunstenaar" van het "Derde Rijk".
De nazi's spraken in hun propaganda vaak van de "volksgemeenschap" (Duits: "Volksgemeinschaft"): een aaneengesmeed Duits volk waarin alle onderlinge tegenstrijdigheden en verschillen waren opgeheven.
De productie van de 'Volksontvanger' is eveneens geschikt voor propaganda. Deze lopende band werd opgesteld op de radiotentoonstelling, om de bezoekers het idee te geven van een voortdurend lopende productie.
Het feit dat heel Duitsland nu de toespraken van Hitler in de eigen huiskamer kon horen, was een belangrijk onderdeel van de propaganda.
Op het moment dat Hitler in Duitsland aan de macht kwam, was de radio een relatief nieuw medium.
"De voornaamste eis: vooral niet saai worden. Ik stel dat boven al het andere. Wees niet eentonig, leg je houding niet op een presenteerblaadje, geloof niet dat nationalisme en patriottisme hetzelfde zijn. En denk niet dat de beste manier om de nationale regering te dienen is om avond na avond militaire marsen te spelen."
Het kunstmatig in stand gehouden beeld van Hitler als visionaire ‘Führer’ droeg aanzienlijk bij aan de aantrekkingskracht van het nazisme. In een tijd dat veel Duitsers verlangden naar een leider die de grootsheid van het Duitse rijk zou herstellen, wist Hitler zichzelf als deze reddende figuur te presenteren. Dit was grotendeels te danken aan zijn persoonlijke fotograaf Heinrich Hoffmann (1885-1957). Hoffmann zag al vroeg in dat foto’s een bepalende rol in deze beeldvorming konden hebben. Met zorgvuldig geregisseerde foto-optredens en fotoboeken over verschillende thema’s, zoals het zogenaamde privéleven van Hitler, werd de ‘Führer-cultus’ beeld voor beeld opgebouwd.
'Rijkskanselier Adolf Hitler' ("Reichskanzler Adolf Hitler"). Vel van 100 langlopende postzegels, elk ter waarde van 20 pfennig.
Ontwerp Richard Klein, naar een foto van Heinrich Hoffmann, 1941. Uitgave Deutsche Reichspost, 1941-1944.
Ca. 28 × 24 cm. Privécollectie.
In het "Derde Rijk" waren afbeeldingen van Hitler, met herkenbare snor en vaak starre blik, alomtegenwoordig. Helemaal aan het begin van zijn carrière, rond 1920, weigerde Hitler zich echter te laten afbeelden, uit angst dat hij belachelijk gemaakt zou worden.
Begin 1923 was Hitler in München al berucht om zijn agressieve, opruiende toespraken en zijn rijzende ster in de extreemrechtse politiek. Hij was bang voor schade aan zijn imago als men grappen zou maken over zijn uiterlijk, en wilde niet afgebeeld worden. Het satirische blad "Simplicissimus" stelde daarop in een cartoon ironisch de vraag hoe Hitler er dan wel niet uit zou zien.
"Klopt het dat hij alleen met een zwart masker in het openbaar verschijnt?" staat er onder het eerste paneel. Onder het vijfde: "Hij hoort de zachtste fluisteringen van de volksstem; zijn zijn oren misschien bijzonder ontwikkeld?" Onder het achtste paneel staat: "Of vinden [Hitlers] ongelooflijke geestelijke vaardigheden hun uiting in bijna uitstulpende schedelvormen?" De conclusie luidt: "Deze vragen moeten onbeantwoord blijven. Hitler is überhaupt geen individu. Hij is een toestand. Alleen de futurist kan hem in beeld uitdrukken."
De cartoon was getekend en van commentaar voorzien door Thomas Theodor Heine (1867-1948), één van de oprichters van het blad "Simplicissimus". Het tijdschrift stond bekend om zijn scherpe politieke cartoons. Heine kwam, niet in de laatste plaats vanwege zijn Joodse achtergrond, al voor Hitlers 'machtsgreep' in het vizier van de nazi's. Nadat die in 1933 aan de macht kwamen, overvielen ze het redactiekantoor en richtten er grote schade aan. Heine moest onderduiken en vluchten.
De fotograaf Hoffmann speelde een cruciale rol bij de beeldvorming rondom Hitler.
Het beeld van Hitler werd zorgvuldig gecontroleerd en ontworpen; daarbij werd niets aan het toeval overgelaten. De beelden die van Hitler verspreid mochten worden waren zorgvuldig uitgekozen. Over het gebruik van zijn beeld verdiende Hitler veel geld; er moesten steeds royalty's betaald worden.
In 1927 geeft Hoffmann een serie prentbriefkaarten uit, met de titel "Hitler spreekt!" Hoewel Hitler beroemd is om zijn toespraken, zijn er geen foto's van hem terwijl hij spreekt. Op de verpakking staat dat de foto's op de kaarten "tijdens een toespraak" van Hitler genomen zijn.
De foto's tonen Hitler in zijn karakteristieke, agressieve en emotionele poses, druk gebarend en met verbeten gezichtsuitdrukking.
Onder de foto's stonden nationalistische citaten afgedrukt, die de indruk moesten wekken dat Hitler deze tijdens zijn 'toespraak' zei, als spreekwolkjes in een stripverhaal.
In werkelijkheid waren de foto's geen spontane 'snapshots' van een rede van Hitler. Hitler poseerde in het foto-atelier van Hoffmann. Elke pose drukte een bepaalde houding of emotie uit, en was zorgvuldig geënsceneerd.
In 1940 was Hitler op het hoogtepunt van zijn macht. Vanaf 1941 veranderde dat: Hitler beval een aanval op de Sovjet-Unie, die na aanvankelijke successen rampzalig uitpakte. In de laatste oorlogsjaren werd Duitsland steeds verder in de verdediging gedrongen. Het Duitse leger beging met goedkeuring van Hitler grootschalige oorlogsmisdaden. De 'leider' zelf liet zich steeds minder in het openbaar zien.
Massabijeenkomsten hielpen het naziregime na 1933 om een aaneengesloten nationale ‘volksgemeenschap’ te suggereren, die als één man achter Hitler stond. De aanvankelijk kleinschalige NSDAP-congressen in Neurenberg werden een nationaal ritueel, met zorgvuldig ontworpen decors en choreografie. Nog altijd heerst hierdoor het idee dat de propaganda van de nazi's een bijna magische uitwerking op de bevolking had. Maar dat idee is grotendeels op de propaganda zélf gebaseerd. De propagandafilm 'Triomf van de wil' (Triumph des Willens) van Leni Riefenstahl is geen documentaire. De opnamen waren juist zorgvuldig geënsceneerd, om het maximale effect te bereiken.
'Triomf van de wil' ("Triumph des Willens"). Propagandafilm over de ‘Rijkspartijdag’ van 1934.
Regie Leni Riefenstahl, 1935. Distributie door Universum Film AG (UfA) Berlijn.
Duur ca. 114 min. © Bondsrepubliek Duitsland, via Transit-Film GmbH (?)
Net als veel andere vormen van propaganda, hebben de nazi's de massamanifestatie niet uitgevonden. In de Weimarrepubliek organiseerden allerlei politieke groepen, van links tot rechts, bijeenkomsten om kiezers te bereiken en hun populariteit te demonstreren. Toespraken, muziek en vlagvertoon waren vaak een vast onderdeel van de feestelijkheden.
Voor 1933, toen de NSDAP nog slechts één van vele andere partijen was, waren de partijdagen nog relatief kleinschalige en chaotische bijeenkomsten. Nadat Hitler tot Rijkskanselier werd benoemd kreeg de nazipartij beschikking over de machtsmiddelen van de staat en werd de 'rijkspartijdag' een nationaal feest, met een enorme organisatie.
De regering van Hitler stelde een gigantisch budget beschikbaar om de massabijeenkomst zo overdonderend mogelijk in beeld te brengen. Hierdoor kreeg regisseur Leni Riefenstahl de kans om diverse filmtechnieken op een tot dan toe ongekende schaal uit te voeren. Het uiteindelijke resultaat was een zorgvuldig geënsceneerd propagandaspektakel dat de daadwerkelijke gebeurtenissen van de 'partijdagen' verdraaide en opknipte, en imperfecties wegpoetste.
Leni Riefenstahl (1902-2003) werd bekend als acteur en regisseerde in 1932 de populaire film 'Het blauwe licht' (Das blaue Licht). Inmiddels is ze vooral bekend als de prominentste filmpropagandist voor de nazi's. Naast de film 'Triomf van de wil' (en de eerdere partijdagfilm 'Overwinning van het geloof'
Van 1933 tot en met 1938 werd de 'rijkspartijdag' in met grote hoeveelheden staatssteun in Neurenberg georganiseerd. Decors, vlaggenparades en marsroutes werden ontworpen om een maximaal effect van uniformiteit en machtsvertoon te bereiken. De partijdag van 1939, met als thema 'partijdag van de vrede', ging niet door vanwege de Duitse aanval op Polen en het begin van de Tweede Wereldoorlog.
De propagandabeelden van de 'rijkspartijdagen', in het bijzonder de film 'Triomf van de wil', hebben nog altijd een grote invloed op ons beeld van het nazisme in Duitsland. In hoeverre late we ons leiden door propaganda, en herhalen we de beelden zonder kritiek?
"We hebben allemaal het nazitijdperk meegemaakt. Films en documentaires maken fantasievolle reconstructies van deze periode als geen ander. Er is een leven, en ook een leven na de dood, voor de marketing van de nazi's; we hervinden hun wereld niet zoals die was, maar zoals zij wilden dat die was."
In navolging van de Italiaanse fascisten probeerden de nazi’s met uniformen, vaandels en herkenningstekens een militair geïnspireerde eenheid te creëren. Visueel eisten ze zo de publieke ruimte op, en intimideerden ze hun tegenstanders. Het bewaken van de uniformiteit lag vanaf 1928 bij een speciale afdeling voor ‘materiaalbeheer’ (Reichszeugmeisterei), die steeds preciezere richtlijnen opstelde. Nadat de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen beschermden ze hun symbolen met speciale bevelen en wetten. Terwijl de Duitse rechtsstaat van binnenuit kapot werd gemaakt, versmolt zijn symboliek ook steeds meer met die van met de nazipartij.
'Organisatieboek van de NSDAP' ("Organisationsbuch der NSDAP"). Handboek voor de partijstructuren van de NSDAP, met stijlgids en overzicht van de partijuniformen en -vlaggen. Eerste editie 1936; zevende en laatste editie 1943.
Redactie ‘Rijksorganisatieleider’ Robert Ley, 1936. Uitgave door Zentralverlag der NSDAP / Franz Eher Nachf., München.
21,5 × 16 cm. Collectie Institut für Zeitgeschichte, München.
Voor zijn propagandastrategieën haalt Hitler inspiratie uit nieuwe ideeën over massapsychologie. In de late 19e eeuw wordt het nieuwe fenomeen van de 'massa' als iets gevaarlijks en onvoorspelbaars gezien: mensen zouden als onderdeel van een massa als het ware hun verstand verliezen, en makkelijk te manipuleren zijn.
In de vroege jaren 20 was de NSDAP slechts één extreemrechtse partij onder vele anderen, al won Hitler snel aan invloed. De 'uniformen' van de SA, de knokploeg van de partij, waren vaak een bij elkaar geraapt geheel. In 1925 wordt de partij opnieuw opgericht en strak onder Hitlers controle geplaatst. Het bruine hemd, later handelsmerk van de NSDAP, wordt voor leden van de SA verplicht gesteld. In de jaren daarna wordt het uiterlijke beeld van de partij steeds preciezer gereguleerd.
“De drager van het uniform staat altijd op de een of andere manier in het middelpunt van de belangstelling. Wanneer zich onvoorziene gebeurtenissen voordoen, zal de menigte onwillekeurig naar de persoon in uniform kijken, vanuit een vaag besef dat hij nu eigenlijk wel moet weten wat er moet gebeuren. (...) Wie een uniform draagt staat een trede hoger op de ladder van verantwoordelijkheid, is op de een of andere manier een leider, een uitverkorene.”
Hoe belangrijk het ontworpen imago van de nazi's voor hen is, blijkt kort nadat Hitler in 1933 Rijkskanselier wordt. Veel bedrijven proberen een slaatje te slaan uit de nazistische 'machtsgreep'. Prenten, asbakjes, dasspeldjes, zelfs kerstballen met hakenkruisen en Hitlers beeltenis erop overspoelen de markt. Om de integriteit van het 'merk' van de nazi's te beschermen, verklaart propagandaminister Joseph Goebbels de tekens van de NSDAP tot 'nationale symbolen'. Er worden speciale commissies opgericht om te besluiten of nieuwe producten deze symbolen 'waardig' zijn.
In 1927 stelt de NSDAP zogenaamde 'materiaalbeheerders' (Zeugmeistereien) in. Deze moeten ervoor zorgen dat de uniformen en parafernalia van de partij er overal in Duitsland hetzelfde uitzien. Uiteindelijk wordt de 'Rijksmateriaalbeheerder' (Reichszeugmeisterei of RZM) in München de officiële controleur voor de hele partij. De RZM stelt precieze voorschriften op voor uniformen, eretekens, vlaggen en vaandels. Bedrijven kunnen door de instantie 'goedgekeurd' worden, waarna ze deze producten voor de partij mogen leveren.
In 1934 bereikt de RZM het toppunt van zijn macht; eenmaal aan de macht vaardigen de nazi's een 'Wet tegen stiekeme aanvallen op staat en partij' uit, beter bekend als de 'stiekeme wet' (Heimtückegesetz). Het wordt verboden uniformen of eretekens van de NSDAP te dragen voor wie niet tot de partij behoort. Ook moeten fabrikanten van dergelijke spullen eerst door de RZM goedgekeurd worden.
In 1936 gaf 'Rijksorganisatieleider' Robert Ley het 'Organisatieboek van de NSDAP' (Organisationsbuch der NSDAP) uit. Dit boek was bedoeld voor partijleiders en organisatoren, mocht niet in de algemene handel verkocht worden. In het boek straalt de NSDAP een uniform beeld uit: een strak georganiseerde, totalitaire partij die diep in het leven van elke Duitser dringt. De dagelijkse werkelijkheid was een stuk banaler - én chaotischer. De leiders van de vele partijorganisaties waren verenigd in hun racisme en hun trouw aan Hitler, maar streden voortdurend met elkaar om macht en aanzien.
“Deze jeugd leert niets anders dan Duits denken, Duits handelen. En als deze jongens (...) op tienjarige leeftijd bij onze organisatie komen en daar voor het allereerst met de frisse lucht in aanraking komen, dan stappen ze vier jaar later over van het Jungvolk naar de Hitlerjeugd, en daar houden we ze nog eens vier jaar. En dan geven we ze zeker niet terug in de handen van onze oude klasse- en statusfabrieken, maar nemen we ze meteen op in de Partij, het Arbeidsfront, de SA of de SS, de NSKK enzovoort. En als ze daar twee jaar of anderhalf jaar zijn en nog geen volledige nationaalsocialisten zijn geworden, dan worden ze naar de Arbeidsdienst gestuurd en worden daar nog eens zes of zeven maanden bijgespijkerd – allemaal met één symbool: de Duitse spade. En wat er dan na zes of zeven maanden nog aan klassebewustzijn en sociale arrogantie over is, neemt de Wehrmacht twee jaar lang over voor verdere behandeling. En als ze na twee, drie of vier jaar terugkeren, nemen we ze meteen weer op in de SA, SS enzovoort, zodat ze onder geen beding terugvallen. En ze komen de rest van hun leven niet meer vrij, en ze zijn daar gelukkig mee.”
In 1931 besloot het Internationaal Olympisch Comité om de Olympische Spelen van 1936 in Duitsland plaats te laten vinden. Nadat Hitler in 1933 tot Rijkskanselier was benoemd, groeide het internationale verzet tegen deze beslissing. Met name in de VS werd opgeroepen tot een boycot, vanwege het racistische en onderdrukkende beleid van het nieuwe regime. De spelen gingen toch door, en werden door het naziregime gretig aangegrepen voor een groot propagandaspektakel. Met het nieuwe ritueel van de fakkelloop vanuit Griekenland, en een klassiek ontworpen stadion, claimden de nazi's de antieke Grieks-Romeinse cultuur. Het antisemitisme werd voor de internationale bezoekers tijdelijk verborgen.
Stalen fakkelhouder, voor de Olympische fakkelloop van Olympia (Griekenland) naar Berlijn tussen 20 juli en 2 augustus 1936.
Ontwerp Walter Lemcke, 1936. Productie Friedrich Krupp AG.
27 cm hoog; doorsnede 15 cm boven, 8,6 cm onder. Collectie Deutsches Historisches Museum, Berlijn. Inv.-Nr.: AK 940391.
Vooraanstaande nazifunctionarissen, waaronder Hitler zelf, hekelden het modernisme en de abstracte kunst. Deze zouden het resultaat van een ‘Joods-bolsjewistische’ samenzwering zijn, om de ‘zuivere’ Duitse cultuur te vernietigen. Ontwerpopleidingen en -organisaties werden na 1933 ‘gelijkgeschakeld’ (in lijn gebracht met de ideeën van het regime), of simpelweg gesloten. Zo hield de progressieve ontwerpschool Bauhaus in 1933 op te bestaan. De gelijkgeschakelde instanties promootten ‘eeuwig’ en eenvoudig design, dat een uitdrukking van de Duitse ‘volksaard’ zou zijn. In werkelijkheid was de status van het moderne design in nazi-Duitsland een stuk ingewikkelder. Verschillende stijlen en ontwerpen werden door elkaar gebruikt.
“Dit handige bestek uit door en door roestvrij staal sluit in zijn gladde, eenvoudige vorm en zijn stabiele uitvoering aan bij de smaak van onze tijd. Het is in opdracht van het Duitse Arbeidsfront door een gerenommeerd kunstenaar ontworpen en daarmee erg geschikt als bestek voor kantines, eetkamers en feestzalen. Wanneer u het zelf eens in de hand gehad heeft, bent u vast net zo enthousiast als de vele Duitse arbeiders die hier al mee eten. Voorbeelden staan op verzoek tot uw beschikking, net als onze catalogus voor bestekken en huishoudelijke apparaten.”
Hoewel Goebbels dit graag had gewild, was hij niet de enige met invloed op de nazistische cultuurpolitiek. Ook Robert Ley, 'rijksorganisatieleider' en leider van het 'Duitse Arbeidsfront', maakte met zijn organisatie 'Kracht door vreugde' (Kraft durch Freude of KdF) aanspraak op de vrije tijd van Duitse arbeiders, en het soort cultuur waar ze van mochten genieten. Binnen de KdF bestond dan weer het 'Bureau Schoonheid van de Arbeid' (Amt Schönheit der Arbeit), dat onder andere politiek correct design op de werkvloer moest promoten.
In de periode 1919-1932 werd de visie van de NSDAP op cultuur onder andere vertegenwoordigd door Alfred Rosenberg, voorzitter van de 'Strijdbond voor Duitse cultuur' (Kampfbund für deutsche Kultur).
Direct na de 'machtovername' van 1933 stond de nazistische cultuurpolitiek in het teken van 'gelijkschakeling': de door de nazi's beloofde 'volksgemeenschap' verdroeg geen meningsverschillen. Alle kunstenaars, ontwerpers, instanties en verenigingen moesten zich aanpassen aan de ideeën en wensen van het nieuwe regime. Hiervoor richtte propagandaminister Joseph Goebbels in 1933 de 'Rijkscultuurkamer' op, waar alle kunstenaars en ontwerpers lid van moesten worden.
De snelle ontwikkelingen rond 1900 leidden tot nieuwe manieren om na te denken over design. Eerder vooral bekend als 'decoratieve kunst', werd design nu meer en meer gezien als een belangrijk onderdeel van de economie. Hoe moest de decoratieve kunstenaar zich verhouden tot massaproductie, en problemen in de maatschappij? In Duitsland ontstonden meerdere verenigingen en vakscholen die zich bezig hielden met vormgevingsvragen.
In 1938 kondigde het naziregime de productie van de ‘KdF-Wagen’ aan. Deze auto zou voor elk gezin betaalbaar zijn. In november van datzelfde jaar vond er in verschillende Duitse steden een golf van extreem geweld tegen Joden plaats, aangemoedigd door het regime. Na deze beruchte Novemberpogrom volgde een nieuwe reeks antisemitische wetten. Één van die wetten ontnam Joden hun rijbewijs. De propaganda voor de KdF-Wagen beloofde ondertussen een toekomst waarin elke Duitser met deze ‘Volkswagen’ op slingerende snelwegen het vaderland kon beleven. Van die belofte kwam niets terecht. In 1939 begon Hitler zijn gedroomde veroveringsoorlog. De gloednieuwe autofabriek ging over op de productie van oorlogsmaterieel. Pas na de oorlog werden er onder Brits gezag weer personenauto’s gemaakt. De ‘Volkswagen Kever’ werd toen juist een symbool voor de Duitse wederopbouw.
Onder de heerschappij van Hitler drong het nazisme diep in het leven van gewone Duitsers door. Wie niet vooraf al tot vijand verklaard was, werd aangemoedigd om zich aan te sluiten bij de NSDAP of één van de vele partijorganisaties. Er waren organisaties voor kinderen (de Hitlerjeugd voor jongens, of de ‘Bond van Duitse Meisjes’ voor meisjes), voor vrouwen (het NS-Vrouwengenootschap) en voor studenten (de NS-Studentenbond). Wie zich niet wilde aansluiten, kwam onder grote sociale druk te staan. Deze druk werd versterkt met ontworpen objecten. Met uniformen en partijspeldjes drukten volgelingen hun loyaliteit aan het regime uit.
'Erenkruis van de Duitse moeder' ("Ehrenkreuz der deutschen Mutter"), ingesteld in december 1938 als medaille met bijbehorende oorkonde, voor kinderrijke moeders die aan de racistische criteria van het regime voldeden.
Ontwerp door Franz Berberich, 1938. Fabrikant onbekend.
4,2 × 3,5 cm (kruis). Privécollectie. Foto: Sander Vermeer.
Het "Erenkruis voor de Duitse moeder" werd in december van 1938 op bevel van Hitler ingesteld. Het doel was om moeders aan te moedigen om veel kinderen te krijgen: het maatschappelijke nut van de vrouw was voor de nazi-ideologie in de eerste plaats als moeder. De onderscheiding kende drie categorieën: brons (voor vier of vijf kinderen), zilver (zes of zeven kinderen), en goud (acht of meer). Het moederkruis was direct verbonden met de racistische bevolkingspolitiek van het nazisme: om de medaille te ontvangen moesten de kinderen ook "van Duits bloed" en "erfelijk gezond" zijn.
"Het woord 'vrouwenemancipatie' is een woord dat alleen door het Joodse intellect is uitgevonden, en de betekenis ervan wordt gekenmerkt door dezelfde geest. De Duitse vrouw hoefde zich nooit te emanciperen in de echt goede tijden van het Duitse leven, ze bezat precies wat de natuur haar noodzakelijkerwijs had gegeven als een goed om te beheren en te behouden, net zoals de man in zijn goede tijd nooit bang hoeft te zijn dat hij uit zijn positie ten opzichte van de vrouw zal worden verdreven."
De nazi's waren grote voorstanders van eugenetica: het streven om de bevolking genetisch te verbeteren. Dit zou onder andere moeten gebeuren door een strenge bevolkingspolitiek, die bepaalde wie wel en geen kinderen mocht krijgen. Eugenetica beriep zich op de wetenschap, maar kwam vooral voort uit racisme en andere vooroordelen: bijvoorbeeld tegenover de armen, of tegenover mensen met een beperking. In verschillende landen leidde de leer tot wetten waarmee zogenaamd "minderwaardige" mensen onder dwang onvruchtbaar konden worden gemaakt. Ook de nazi's voerden dit soort wetten in, en gingen zelfs nog verder. Vanaf 1939 werden honderdduizenden mensen met een beperking op bevel van Hitler vermoord.
"De oprichting van het Erekruis van de Duitse Moeder zou een definitief einde moeten maken aan de laster van de grote familie uit het verleden. Het Erekruis van de Duitse Moeder wordt bewust niet toegekend als een 'beloning' voor een bepaald aantal kinderen, zoals buitenlandse agitatoren willen beweren, maar als een onderscheiding voor een biologische prestatie, die niet alleen bestaat uit het aantal maar ook uit de waarde van de kinderen."
Hitler presenteerde zich graag als een diepzinnige kunstliefhebber. Hij was met name gefascineerd door architectuur, en gaf architecten de opdracht om hele steden opnieuw te ontwerpen. De plannen voor enorme monumentale gebouwen waren vaak geïnspireerd op de klassieke oudheid. Ze straalden een politieke boodschap uit: het nieuwe regime plande voor de eeuwigheid. De vele schaalmodellen van deze plannen, vaak van onderen gefotografeerd alsof de gebouwen al gebouwd waren, vormden dan ook een belangrijk propagandamiddel. Om aan de verwachte vraag van graniet te voldoen, beval SS-leider Heinrich Himmler in 1938 de bouw van een concentratiekamp met steengroeve bij het dorp Flössenburg. Gevangenen werden gedwongen in de steengroeve te werken, vaak met de dood als gevolg.
Wandkast ("Kommode"), uit de Nieuwe Rijkskanselarij ontworpen door Albert Speer en geopend in 1939. Deze wandkast stond in de werkkamer van Hitler.
Ontwerp door het bureau van Albert Speer, ca. 1938. Inlegwerk door Hermann Kaspar. Geproduceerd door Vereinigte Werkstatten für Kunst- und Handwerk.
420 × 100 × 75 cm. Collectie Deutsches Historisches Museum. Foto: Ben Nienhuis.
“Hoe hoger de eisen van de huidige staat aan zijn burgers zijn, hoe grootser de staat ook op zijn burgers moet overkomen. (…). De tegenstanders zullen het vermoeden, maar vooral de aanhangers moeten het weten: onze gebouwen worden gebouwd om deze autoriteit te versterken!”
Antisemitisme was een cruciale hoeksteen van de nazi-ideologie. De Joden in Duitsland vormden een diverse geloofs- en bevolkingsgroep; ze voelden zich vaak diep verbonden met de Duitse samenleving. De nazi’s zagen hen echter als een apart ‘ras’ en een schimmige elite die samenzwoer tegen het 'Duitse volk’. Na de benoeming van Hitler tot Rijkskanselier werden Joden steeds heviger vervolgd en onderdrukt. Tijdens de oorlog bezette Duitsland grote delen van Europa: de vervolging werd nog radicaler en gewelddadiger. Eind 1941 besloot de nazitop dat moord op alle Europese Joden de ‘eindoplossing van het Joodse vraagstuk’ was. In totaal werden ongeveer zes miljoen Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit heel Europa vermoord. Dit gebeurde door uithongering en ziekte, in massa-executies of met giftig gas in speciaal daarvoor ontworpen vernietigingskampen.
Duitse 'Jodenster' gedragen binnen de familie Lehmann, ca. 1941–1945. De ster is met witte stof gevoerd en de randen zijn omgestikt om hem te verstevigen. Jenny Lehmann, de grootmoeder van het gezin, maakte ook overjassen met de ster erop die de leden van het gezin konden dragen. Zo hoefde de ster niet steeds opnieuw genaaid te worden.
Ontwerper onbekend, 1941. Productie Fahnenfabrik Geitel & Co., Berlijn.
Ca 10 × 8 cm. Collectie Jüdisches Museum Berlin, Inv.-Nr. 2000/265/5. Schenking Roselotte Winterfeldt, geb. Lehmann. Foto: Roman März.
Het Jodendom is zowel een religie als een cultuur. Het ontstond naar schatting drieduizend jaar geleden en vormde de basis voor andere monotheïstische godsdiensten, zoals het Christendom en de Islam. Omdat het Jodendom al zo oud is, is het moeilijk in te passen in moderne ideeën over religie, cultuur en nationaliteit. Aan de ene kant wordt er vaak van het Joodse volk gesproken; tegelijkertijd bestaan er Joden van allerlei nationaliteiten, die veel verschillende talen spreken.
Als religieuze en culturele minderheid kregen Joden in de Europese geschiedenis vaak te maken met discriminatie en vervolging. Antisemitisme, ofwel vooroordelen en haat jegens Joden, is niet door de nazi's bedacht. Met de overgave van Duitsland in 1945 is het ook niet opgehouden te bestaan. De nazi's hingen een bijzonder agressieve vorm van antisemitisme aan. In hun propaganda knoopten ze aan oude, ongefundeerde vooroordelen over Joden aan die al sinds de middeleeuwen bestonden. Stereotyperende kleuren, symbolen en beelden kwamen hierbij regelmatig terug.
"In de massagraven liggen de gebeenten van de joodse en niet-joodse oorlogsslachtoffers door elkaar en ik zou graag de rassenonderzoeker willen zien die na honderd jaar, als alleen de botten nog over zijn, in staat is om uit te vinden of hier nu een man van joodse of niet-joodse afkomst onder de Duitse vlag zijn leven heeft verloren.”
Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam werden Joden in Duitsland al snel slachtoffer van geweld en discriminatie. Ze verloren bijvoorbeeld hun baan door racistische wetten. Aanvankelijk was het doel vooral om de Joden te dwingen tot emigratie, om hen 'uit Duitsland te verwijderen'. Aan het eind van de jaren '30 hadden Joden in Duitsland praktisch al hun rechten verloren. Met de intensivering van de oorlog verhevigde ook het anti-Joodse geweld. Vanaf 1942 organiseerde de Duitse regering een campagne voor de massale moord op miljoenen Europese Joden.
Het antisemitisme van de nazi's werd met pseudo-wetenschappelijke argumenten gerechtvaardigd. Joden zouden een vreemd 'ras' zijn, en een ander uiterlijk dan 'echte' Duitsers hebben. In werkelijkheid waren Joden, als leden van een diverse geloofs- en cultuurgemeenschap, helemaal niet zo makkelijk te herkennen. Vanaf 1937 werd er binnen de nazitop steeds vaker gesproken over de uiterlijke 'kentekening' van Joden. Vanaf 1938 moesten Duitse Joden verplicht de letter 'J' in hun paspoort laten stempelen, en de tweede voornaam 'Israel' of 'Sara' dragen als hun voornaam niet 'Joods' genoeg klonk.
"Veel Joden hadden het zaterdag zwaar te verduren. Niet uit innerlijke overtuiging, niet uit loyaliteit aan de eigen gemeenschap, niet uit trots op een groots verleden en grootse prestaties voor de mensheid, maar door de afdruk van een rood briefje en een gele stip stonden ze plotseling als Joden te kijk. De troepen gingen van huis tot huis, beplakten winkels en uithangborden, beschilderden de ruiten en 21 uur lang werden de Duitse Joden als het ware aan de schandpaal genageld. Naast andere tekens en inscripties was een grote Magen David, het schild van Koning David, vaak te zien op de winkelruiten. Dit was als belediging bedoeld. Joden, neem het schild van David op en draag het met eer!”
De gele ster is vandaag een symbool van de Jodenvervolging. Voor Joden in Duitsland en het bezette Europa was het echter ook een object, dat hun levens binnendrong en mede ging bepalen. Het had grote gevolgen voor hun dagelijks leven en mentale gezondheid. Sommigen probeerden het door hun eigen aanpassingen aan het object draaglijker te maken. De 'Jodenster' was ook een cruciale stap richting de grootschalige deportaties van mannen, vrouwen en kinderen uit heel Europa naar concentratie- en vernietigingskampen, waar velen direct bij aankomst werden vermoord.
"Ik vraag me vandaag de dag weer, wat ik mezelf, wat ik allerlei anderen al honderden keren gevraagd heb: wat was de zwaarste dag voor de Joden in die twaalf helse jaren? Nooit kan ik een ander antwoord bedenken, nooit heb ik van anderen een ander antwoord gekregen dan dit: 19 september 1941. Vanaf dat moment moest de Jodenster gedragen worden, de zeshoekige Davidsster, de lap in de kleur geel, die vandaag de dag nog staat voor pest en quarantaine, die in de middeleeuwen het kenteken van de Joden was, de kleur van de haat en de gal die in het bloed sijpelt, de kleur van het te vermijden kwaad; de gele lap met de zwarte opdruk: “Jood”, het woord omlijst door de twee in elkaar geschoven driehoeken, het woord in dikke blokletters gedrukt, die in hun isolatie en overdreven nadruk van hun horizontale streken Hebreeuwse schrifttekens moeten voorstellen. (...) Nu, omdat de Jodenster ingevoerd was, maakte het niets meer uit of de Jodenhuizen verspreid lagen of dat ze samen een wijk vormden, want iedere Jood met een ster droeg zijn getto met zich mee, zoals een slak zijn huis."
"Naast onze slaapzaal was een kleine kamer waar kleren, jassen, broeken opgestapeld lagen, een hoop kleurrijke stoffige kledingstukken. Op deze kledingstukken waren gele sterren genaaid. Op een dag kregen we het bevel om de sterren eraf te knippen. We wisten waar ze vandaan kwamen, maar we dachten niet dat hun dragers dood waren of gedood zouden worden. Uiteindelijk was de grond bedekt met de afgeknipte sterren, de hele sterrenhemel uit mijn kindertijd lag voor me in het stof. Bij elke vallende ster mocht je een wens doen die zeker uit zou komen, zeiden mijn ouders altijd tegen me. Maar hier waren de sterren al uit de hemel gevallen en in het vuil van de aarde gezakt.”
Wanneer kun je iets omschrijven als design? De eikenboom is een natuurverschijnsel. Maar in de negentiende eeuw werd de eik - gezien als ‘Duitse boom’ bij uitstek - een symbool voor de Duitse natie, cultuur en geschiedenis. Het eikenblad keerde voortdurend terug op vlaggen, uniformen, en andere nationalistische versiersels. Ook het naziregime maakte gretig gebruik van het eikenbladmotief: het officiële symbool van de nazipartij was een adelaar boven een hakenkruis omringd door een krans van eikenbladeren. Daarnaast zagen de nazi’s zichzelf als vormgevers van een nieuw, ‘raszuiver’ Europa. Veroverde Oost-Europese gebieden moesten worden gekoloniseerd en ‘verduitst’. Ook het landschap zelf zou opnieuw worden vormgegeven - onder andere met nieuwe eikenbossen.
Zomereik (Quercus robur). Eikenbladeren zijn vaak gebruikt als motief op vlaggen, uniformen en andere ontwerpen als symbool voor de Duitse natie. Soms ook gezien als "Duitse" beplanting in grootschalige landschapsprojecten.
De ‘Beschermingsafdeling’ (Schutzstaffel), kortweg SS, werd in 1925 opgericht als persoonlijke lijfwacht van Adolf Hitler. Onder leiding van de eerzuchtige Heinrich Himmler (1900-1945) groeide de organisatie later uit tot een ‘staat binnen de staat’: een veelkoppig monster met gezag over eigen legereenheden, politie-eskaders, inlichtingendiensten en bedrijven. De SS beheerde de concentratiekampen en speelde een centrale rol in de organisatie en uitvoering van veel misdaden tegen de menselijkheid, waaronder de Shoah. De SS had ook een eigen vormgevingsstijl, met een apart logo, uniformen en symbolen. Die symbolen hebben nog altijd een grote invloed op ons beeld van deze organisatie; een kritische blik is daarom bijzonder belangrijk.
Typemachine met een "SS"-runetoets. De typemachine is eenvoudig uitgevoerd; waarschijnlijk is de machine in de oorlog geproduceerd, toen grondstoffen schaars werden. Het "SS"-logo is na de oorlog van de hamer afgevijld.
Ontwerp SS-runelogo: Walter Heck, 1929. Ontwerper van typemachine onbekend. Productie door Olympia Büromaschinenwerke AG, ca. 1941-1945.
33 × 29 × 13 cm. Privécollectie. Foto: Sander Vermeer.
De nazi’s verheerlijkten het leger en de oorlog. Veel nazi’s van het eerste uur hadden meegevochten in de Eerste Wereldoorlog en waren gewend aan extreem geweld. Na zijn benoeming tot Rijkskanselier zag Hitler de wederopbouw van het Duitse leger als zijn grootste prioriteit: hij wilde ‘leefruimte’ in Oost-Europa veroveren. In 1939 viel Duitsland Polen binnen. In 1940 volgden grote delen van West-Europa. In 1941, met de Duitse inval in de Sovjet-Unie, was de oorlog totaal. De gemoderniseerde ‘staalhelm’ werd kort na zijn invoering in de Eerste Wereldoorlog een symbool van de Duitse soldaat. Met zijn gebruik in de Tweede Wereldoorlog werd het een symbool voor Duits militarisme en een meedogenloze veroveringsdrang.
Stalen gevechtshelm ("Stahlhelm"), type M43. Vorm gebaseerd op het oorspronkelijke ontwerp van de "Stahlhelm" door Friedrich Schwerd, 1916.
Ontwerp oorspronkelijke Stahlhelm door Friedrich Schwerd en August Bier, 1916. M43 is een lichte aanpassing op M35, het eerste model dat onder het bewind van Hitler werd ingevoerd en op zijn beurt weer een kleinere versie van het type M16 was.
Ca. 29 × 24 × 16 cm. Privécollectie. Foto: Sander Vermeer.
Nicholas O'Shaughnessy, Marketing the Third Reich: persuasion, packaging and propaganda (Abingdon en New York: Routledge, 2018).
W. Norman Brown, The Swastika: A Study of the Nazi Claims of its Aryan Origin (New York: Emerson Books, 1933).
Hanne Leßau, Dokumentationszentrum Reichsparteitagsgelände, "Lagergeschichte: Chronologie. 1939-1940: Einrichtung eines Kriegsgefangenenlagers". In: Lager Langwasser. Gefangenschaft, Massenmord und Zwangsarbeit auf dem Reichsparteitagsgelände. Online educatieproject bij de tentoonstelling Das Reichsparteitagsgelände im Krieg. Gefangenschaft, Massenmord und Zwangsarbeit, (2019-2020). Toegankelijk via www.lager-langwasser.de.
Beeld: anonieme foto van Poolse krijgsgevangenen die onder bewaking werken aan de bouw van het hek van kamp Langwasser, 1939-1940. © Bundesarchiv, Abt. Militärarchiv. Beeld en bijschrift via www.lager-langwasser.de.
Eckart Dietzfelbinger en Matthias Strobel, "Information System at the Nazi Party Rally Grounds Point 7: The Zeppelinfield Grandstand". Online gepubliceerd door het Dokumentationszentrum Reichsparteitagsgelände Nürnberg.