De uniformen, symbolen, afbeeldingen en motieven die werden ingezet om het regime van het Derde Rijk te vertegenwoordigen worden samen wel onder de noemer ‘nazimode’ gevat. Vanaf de Tweede Wereldoorlog is nazimode voortdurend in meer of minder mate van zichtbaarheid een trend geweest in de consumentenmode. Naast dat nazimotieven in mainstream modeshows voorbijkomen, nemen ook witte nationalistische groeperingen elementen over in hun kleding, met propaganda en werving als doel. Modehistorica Laura Kidd beschrijft deze verontrustende trend en pleit ervoor om op een kritische, verantwoordelijke manier naar de invloed en geschiedenis van nazimode te blijven kijken.
Een van de eerste voorbeelden van het overnemen van nazimode na de oorlog was het gebruik van helmen en symbolen van het Derde Rijk door radicale motorclubs. Ze deden dit vooral om te choqueren en aandacht te trekken, en om duidelijk te maken dat er mogelijk geweld zou volgen als je hen in de weg stond.
Deze trend drong niet tot de mainstream mode door: in de meeste delen van de wereld was het dragen van nazigerelateerde kleding of accessoires sociaal niet geaccepteerd, of zelfs illegaal. Over het algemeen stond men in de naoorlogse samenleving weinig tolerant tegenover alles wat met de nazistijl te maken had. De oorlog lag nog vers in het geheugen.
In de jaren 1960 begon de intolerantie tegenover de nazistijl te wankelen toen nazi-achtige kleding in de mode raakte onder de subcultuur van punkers. Punkmode zat boordevol nazistische verwijzingen om te provoceren en op te vallen, ze wilden laten zien dat ze de naoorlogse maatschappij afwezen.
Toen punk een lucratieve trend werd in de popcultuur ontstond er een niche consumentenmarkt voor punkmode, met ontwerpers als Vivienne Westwood en Malcolm MacLaren aan het roer. Punkkleding met naziverwijzingen werd al snel geproduceerd en verkocht als een modekeuze die voor iedereen beschikbaar was.
Deze items werden ook onder neonazistische skinheads populair, terwijl hun fascistische gedachtengoed juist lijnrecht tegenover de antifascistische punkerideologie stond. Doordat nu beide groepen een nazi-achtige stijl omarmden, was het verschil in hun ideologieën niet meer altijd duidelijk, tot grote woede van de punkers, die er niet van gediend waren dat skinheads hun uiterlijk overnamen.
Tijdens punkconcerten brak vaak geweld uit tussen punkers en skinheads, en punkers spraken zich steeds feller uit tegen neonazistische, fascistische skinheads met lijfliederen als ‘Nazi Punks Fuck Off!’ van de Dead Kennedys. Er bestaan nog altijd spanningen tussen punkers en skinheads die opzettelijk punkmode dragen als symbool van hun neonazistische ideologie.
Waar punkmode een heel specifieke doelgroep aansprak, was modernist of mod-mode de mainstream trend van de jaren 1960, en mateloos populair onder jonge modeconsumenten uit alle economische, sociale en politieke klassen. Mod-mode combineerde de Europese continentale stijl met een Amerikaanse moderne stijl, waarbij de nadruk lag op strakke, scherpe lijnen; een betaalbare, modieuze stijl, ontworpen voor de nieuwe tienermodemarkt.
Onder deze jonge modeconsumenten bevonden zich ook opkomende witte nationalisten die de nazi-ideologie aanhingen. Mod-mode identificeerde witte nationalisten louter als leden van de jeugdcultuur, niet specifiek als witte nationalisten. Witte nationalisten hadden behoefte aan kleding die niet alleen geschikt was om uiting aan hun neonazistische ideologie te geven en een groepsidentiteit te creëren, maar ook om nieuwe leden aan te trekken.
De controverses rondom de nazikleding van de punkscene gaf aan white power-groeperingen het signaal af dat het ontwerpen en verkopen van mode met openlijke naziverwijzingen niet sociaal geaccepteerd was en de aanwas van nieuwe leden in de weg kon staan. Bovendien was de productie en verkoop van items met nazisymboliek, waaronder kleding, in veel landen nog steeds verboden.
Om dit probleem te omzeilen eigenden witte nationalisten zich bestaande modemerken die populair waren onder mods toe, waarbij ze hun eigen betekenissen aan merknamen en designmotieven gaven. De populairste mod-modemerken die door witte nationalisten werden gekaapt waren Fred Perry, Ben Sherman en Lonsdale. Deze toe-eigening was zo succesvol dat de kleding van deze merken tot op de dag van vandaag met neonazi’s wordt geassocieerd, waardoor de bedrijven zich tegen die aantijgen moeten blijven verdedigen.
In de jaren 1980, 1990 en 2000 bleven neonazigroeperingen groeien. Hierbij speelde het internet een steeds grotere rol, het werd het belangrijkste middel om nieuwe leden te werven. De anonimiteit van het internet gaf witte nationalisten de ruimte om white power-kleding te maken die de neonazi-ideologie uitdroeg, iets waar de krachtige visuele impact van mode zich bij uitstek voor leent.
Dat de marketing en verkoop van white power-kleding online plaatsvond, bood zowel de verkoper als de koper een stigmavrije shopervaring. Ontwerpers en retailers hoefden nazisymbolen in modeartikelen niet langer te verbergen. Producenten en verkopers van white power-kleding konden hun waar nu direct aan de consument verkopen en aanprijzen. De meest succesvolle white power-kledingbedrijven volgen reguliere modetrends en bieden esthetisch aantrekkelijke items aan voor een breed scala aan consumenten.
Deze massaal geproduceerde nazimode-items zijn nu beschikbaar voor iedereen die ze kan betalen, hoewel de verkoop van kleding met nazistische verwijzingen in sommige landen nog altijd aan banden is gelegd. White power-kleding bevat vaak codes of afkortingen, soms door op een ‘ironische’ manier via de symbolen van hun politieke tegenstanders naar nazi-iconografie te verwijzen. Zo zie je op sommige Duitse white power-kleding de letters ‘HKN KRZ’ (Hakenkreuz, oftewel hakenkruis) in de stijl van het antifascistische logo ‘FCK NZS’ (Fuck Nazis).
In 2006 presenteerden ontwerpers Rocky en Louise Mazzilli van Voyage modecollecties met naziverwijzingen op de catwalk, net als Alexander McQueen. Ze verwerkten openlijk nazithema’s in hun shows en hielden het erop dat het puur om designinspiratie ging.
Ook andere modeontwerpers presenteerden tussen 2007 en 2011 collecties die door de modepers werden bestempeld als ‘nazicouture’: Raf Simons in zijn herfst- en wintercollectie van 2007-2008, de winnende collectie van Seth Aaron in Project Runway seizoen 7, de herencollectie van Emporio Armani van lente/zomer 2011 en de damescollectie van Charlie Le Mindu van lente 2011. Critici van deze ontwerpers en collecties stelden vraagtekens bij de achtergrond en reden om überhaupt iets wat met nazi’s te maken had in modecollecties te gebruiken. De algemene teneur was dat elk gebruik van nazithema’s in mode ongepast en antisemitisch was, en getuigde van onwetendheid over de geschiedenis en de betekenis van die verwijzingen.
Toen het dragen van nazigerelateerde mode-items deel van de westerse popcultuur werd, begonnen Aziatische culturen dit over te nemen. Begin jaren 2000 kwamen er in allerlei omgevingen nazithema’s naar voren: in het interieur en de uniforms van bedienend personeel in Koreaanse bars, in de presentatiedisplays en kleding van het modemerk Izzue in Hongkong en op souvenirs voor toeristen in Bangkok. Een herenkledingzaak in India droeg zelfs de naam ‘Hitler’. Opvallend was ook het aanbod aan nazikleding in de modewijk Harajuku in Tokio in Japan.
De wijk Harajuku werd in de jaren 1970 en 1980 populair als ontmoetingsplaats en winkelgebied voor jongeren. Boetieks boden een breed assortiment aan trendy, vaak fantasierijke kleding aan waarmee jongeren zich ongeremd konden uitdrukken in hun stijl en uiterlijk. Mode werd een vorm van entertainment die ook wel costume play of cosplay werd genoemd. De Harajuku-looks werden zo extravagant dat de wijk een populaire toeristische bestemming werd. Eind jaren 1990 en begin jaren 2000 ontstond ook de Harajuku nazilook. Bij veel Harajuku-meisjes was het hakenkruis en een afbeelding van Hitler favoriet.
Onder de noemer ‘swastikawaii’ (schattig hakenkruis) en Führer-chic werden nazi-afbeeldingen op een luchthartige en vrolijke manier gepresenteerd als designmotieven, niet alleen op kleding, maar ook op speelgoed en andere producten. Harajuku nazicosplay werd als puur vermaak beschouwd, zonder enige erkenning van de ideologie achter de nazisymbolen, zoals het hakenkruis. De swastika was in Aziatische culturen en religies al eeuwenlang een symbool van geluk en voorspoed, en kreeg pas een duistere betekenis toen het symbool door Hitler werd overgenomen.
Hoe meer het gebruik van nazi-afbeeldingen tot de mode doordrong, hoe vaker het algemene publiek die verwijzingen tegenkwam. Herhaalde blootstelling aan dit beeld zorgde voor een soort afstomping: mensen werden er steeds ongevoeliger voor, ze raakten steeds meer gewend aan nazimode en accepteerden het sneller.
We zien dit effect ook bij het dragen van humoristisch en satirisch bedoelde nazi-afbeeldingen. Vooral op T-shirts komen tegenwoordig naziprints voor waarin iconen uit de popcultuur en grafisch ontwerp worden gecombineerd met nazithema’s en verwijzingen. Een voorbeeld hiervan is het ‘Happy Hitler’-T-shirt waarop de iconische gele smiley uit de jaren 1970 is voorzien van een hitlersnor en -kapsel. Het beeld is verontrustend en komisch tegelijk, het verzacht en vermenselijkt Hitler en de nazi-ideologie in zekere zin.
Zoals in dit essay naar voren komt, lijken er drie redenen te zijn voor het overnemen en dragen van nazimode
(1) vanwege het shockeffect, als bewuste provocatie of in een poging tot humor;
(2) om white power-kleding te creëren als heimelijk dan wel openlijk propagandamiddel;
(3) vanwege een algemene culturele fascinatie voor de nazistijl, in het bijzonder uniformen uit het "Derde Rijk".
Vaak gaat het om een combinatie van deze factoren, waardoor zowel de intentie van de drager als de interpretatie van de kijker soms meerduidig en vaag wordt.
Er schuilt echter een risico in het bagatelliseren van nazi-geïnspireerde mode, wat de intentie erachter ook is. Kledingkeuzes zijn krachtige middelen voor het overbrengen van persoonlijke overtuigingen. Het is hypocriet om te beweren dat er geen politieke of filosofische lading schuilt achter het dragen van mode die op nazikledij, -regalia en -symbolen is geïnspireerd.
Wat de intentie van de drager ook is, herhaalde blootstelling aan door het nazisme geïnspireerde mode conditioneert het algemene publiek voor racistische uitlatingen. De nazi-ideologie lijkt eerder normaal, mainstream en ongevaarlijk als die geassocieerd wordt met comfortabele, alledaagse modetrends uit de popcultuur.
Mode die om welke reden dan ook naziverwijzingen bevat, is een culturele trend die aan kracht wint. Holocaustontkenning en witte nationalistische ideologieën zijn in opkomst. Mode mag niet worden ingezet als middel om een revisionistisch beeld van Hitler en de nazi’s te voeden of te creëren.
Musea bevinden zich in de unieke positie om het publiek voor te kunnen lichten over de mogelijke gevaren van het omarmen van nazimode. Musea kunnen in hun tentoonstellingen de opkomst en ontwikkeling van trends in de popcultuur verbinden aan hun historische wortels. Met online presentaties die gemakkelijk toegankelijk zijn voor het grote publiek kunnen duizenden mensen bewust gemaakt worden van het belang en de - bedoelde of onbedoelde - consequenties van hun kledingkeuzes.
Het internet kan niet alleen een krachtige rol spelen bij de groei van wit nationalisme en neonazigroeperingen, maar ook bij de strijd tegen de verspreiding van nazi-ideologie.
Dr. Laura Kidd is programmadirecteur en universitair hoofddocent bij de modeontwerpfaculteit aan de Southern Illinois University. Naast lesgeven en onderzoek houdt Dr. Laura Kidd toezicht op veel mode-evenementen voor studenten aan SIU, waaronder de jaarlijkse portfolio-show voor eindejaars. Dr. Kidd's gepubliceerde werk richt zich vooral op wereldwijde sociologie door de lens van mode, van patriottische expressie in de geschiedenis tot gezondheidskwesties voor vrouwen, zoals menstruatiekleding en -technologie.
Haar bijdrage aan Schuldig design is uit het Engels vertaald door Betty Klaasse.